Bont behoort tot de verboden klederdracht voor blonde vrouwen met blauwe ogen.
Net als voor de andere, wat dacht je.
Bont? Ja dierenvellen dus. De bronstijd, weet je wel. Een reliek, kortom, uit vroegere verre tijden toen dieren hier nog talrijk waren en zonder mededogen gedood en gevild werden.
Het onderwerp haalt nauwelijks nog de toogpraat. Toch heeft het mij ooit op de juiste weg gezet. Ik was student, laatstejaars. Er was een suikerzieke hoogleraar vroegtijdig overleden. Mij werd gevraagd na de begrafenis de koffietafel te helpen organiseren.
De stoet hoogleraren liep naar de vestiaire, ze droegen hun uniform: zwarte baret, zwarte toga. Twee half buitenlandse hoogleraren, die hetzelfde vak doceerden, elk om beurt het ene jaar dan weer het andere, liepen in discussie naar de kleedkamer. De kleinste van de twee had een beperkte lichaamstaal: een hand, altijd van hoog naar laag. De grootste sprak met nuance in handen en ogen. Nu eens draaien, dan half zwaaien. Even later kwamen ze in burgerkleren, nog steeds in gesprek, uit de kleedkamer. De grootste droeg een opzichtige bontmantel.
Ik besloot zijn college te volgen. Pas met deze man leerde ik luidop nadenken.
Marc Tiefenthal
In tijden van toenemende verdomming en groeiend nationalisme is het gepast, ha, erop te wijzen dat Marc Tiefenthal gemakkelijkheidshalve kan worden gecatalogeerd als Belgisch dichter, die zowel in het Nederlands als het Frans schrijft. In diezelfde context, stijgende verdomming en toenemend nationalisme, vraagt menigeen zich af waar de dichter verblijf houdt. Daar hij op twee plaatsen in de wereld verblijf houdt, dit is bilokaal woonachtig, heeft hij op het Groot Smoelenboek van de heer Sukkelberg, voor de lol Bobigny als woonplaats opgegeven. Kom hem daar maar niet bezoeken. Evenmin als in Menen, Ieper, Leuven, Bossière, Brussel, Antwerpen noch Temse, waar hij ooit gewoond heeft.
Reactietjes